Geëxtrudeerde objecten en primitieve volumes vervormen
Gereedschap |
Gereedschappenset |
Sneltoets |
Vervorm object |
Basisgereedschappen |
- (koppelteken) |
Met het gereedschap Vervorm object wijzigt u de hoogte en, indien van toepassing, de straal van extrusies, cilinders, bollen, halve bollen en kegels, alsook de hoek van conische extrusies.
Om een extrusie, cilinder, bol, halve bol, kegel of consiche extrusie te vervormen:
Selecteer de objecten die u wilt vervormen.
Activeer het gereedschap.
Op de boven- en onderkant van het geëxtrudeerde object verschijnt een controlepunt waarmee u de afmetingen kunt aanpassen. Cilinders, bollen, halve bollen en conische objecten krijgen meerdere controlepunten op hun omtrek. Bij een conische extrusie komt er één controlepunt bovenop het object om de hoogte te wijzigen en één aan de zijkant om de hoek van de coniciteit te wijzigen.
Conische extrusies met een hoek van nul graden hebben daarnaast nog een controlepunt aan onderkant.
Klik op het controlepunt en versleep het om de hoogte, straal of hoek van het object te wijzigen.
Boven een controlepunt om de afmetingen te wijzigen verandert de standaardcursor in een volle dubbele pijl. Staat u op een controlepunt om de hoogte te wijzigen, dan verandert de standaardcursor in een ongevulde dubbele pijl.
Klik opnieuw om de nieuwe hoogte, straal of hoek te bevestigen.
OF: Klik op de tab-toets en geef in de Coördinatenbalk een waarde in voor de hoogte, straal of hoek.
OF: Gebruik het gereedschap Extrudeer om deze bewerkingen uit te voeren. Het bovenste of onderste vlak van een extrusie wijzigen heeft geen invloed op het type object: dit blijft een extrusie.